2. Max Havelaar - Multatuli

Onderdeel van de leeslijst: Vier boeken voor 1880.
Dit boek is uitgebracht in 1860.

Samenvatting:
Het boek begint met een inleiding, een Onuitgegeven toneelspel. Lothario staat in dit stuk voor de rechter. Hij zou Barbertje hebben vermoord. Na deze daad zou hij hem in stukken gesneden en gezouten hebben. Getuige is Barbertje zelf, die beweert dat Lothario een goed mens is. Toch spreekt de rechter het vonnis uit: Lothario wordt opgehangen, hij is schuldig aan eigenwaan.Het echte verhaal begint na deze inleiding. Batavus Droogstoppel is makelaar in koffie. Hij wil een boek gaan schrijven over zijn handel. Dan ontmoet hij een oude schoolvriend, Max Havelaar. Droogstoppel noemt hem Sjaalman, omdat hij geen jas draagt, maar een ‘soort sjaal die over zijn schouders hangt’. Sjaalman vraagt hem of hij een pak manuscripten wil verwerken en uitgeven. Droogstoppel ontdekt dat hij wel een paar delen uit dat pak kan gebruiken en neemt het aan. Hij laat zijn medewerker [= een zoon van een zakenpartner die hij wil houden], de Duitser Ernest Stern, de belangrijkste delen uitzoeken. Deze maakt echter een verhaal van de ervaringen van Havelaar in Lebak in plaats van een studie over de koffiehandel.Er wordt verteld, dat Max Havelaar werkzaam is in Lebak in Indië. Hij is daar assistent-resident en ziet het als zijn plicht, de misstanden in Lebak aan te pakken. Er wordt uit de doeken gedaan dat de regent, een inlandse leider, mede schuldig is aan de slechte situatie van de Javanen. Deze buit zijn eigen volk uit, door ze onbetaalde arbeid op zijn land te laten verrichten. In het archief van zijn voorganger staan hierover gegevens vermeld. Ook de resident van Bantam, Slijmering, is bekend met deze gegevens.Droogstoppel vindt het nodig om een ‘meer solide’ hoofdstuk in te bouwen. Hij geeft zijn commentaar op het, volgens hem, oninteressante verhaal over Lebak. Hij beschrijft een preek van dominee Wawelaar. Hij betrapt Stern op het voordragen van poëzie en laat hem voor straf een aantal gedichten analyseren. Droogstoppel is namelijk een puur materialistisch persoon, die niets moet hebben van ‘zwevend’ taalgebruik, als in poëzie gebruikt wordt.De levensgeschiedenis van Havelaar komt aan het licht en het blijkt, dat deze niet geheel vlekkeloos is. Hij wil de misstanden aanpakken, maar de regent is niet voor rede vatbaar. Havelaar beschrijft in het verhaal van Saïdjah en Adinda de leefomstandigheden in Lebak. Havelaar besluit de regent aan te klagen bij Slijmering. Slijmering ontvangt geld van de regent en vraagt Havelaar zijn aanklacht in te trekken. Dat weigert Havelaar, zodat de zaak bij de Gouverneur-generaal terechtkomt. Havelaar neemt ontslag en wacht op een reactie van de Gouverneur-generaal. Die krijgt hij niet.
Multatuli neemt nu zelf het woord en stuurt Stern en Droogstoppel weg. Hij heeft genoeg van zijn scheppingen , hij heeft ze niet meer nodig. Hij legt de twee doelen van zijn boek uit: ‘Ik wilde in de eerste plaats het aanzijn geven aan iets dat als heilige poesaka (erfstuk) zal kunnen bewaard worden voor Max en zijn zusje, als hun ouders zullen zijn omgekomen van ellende.’… ‘En in de tweede plaats: ik wil gelezen worden. (door staatlieden, letterkundigen, handelaren, Gouverneurs-generaal in ruste, enz.


Recensie:
Welnu, barbaar, lees verder!
Gijsbert van Es hertaalde Multatuli’s 150 jaar oude meesterwerk – opdat hij gelezen worde
Een verklaard liefhebber van ‘Max Havelaar’ zette zich aan een hertaling. Een waagstuk bij een boek dat wordt beschouwd als nationaal erfgoed. Maar in dit geval liep het goed af.
In de vierde klas van de middelbare school werden de leerlingen rijp geacht voor het grote werk: Multatuli. Hij werd ons door de lerares Nederlands voorgesteld als de belangrijkste schrijver van de 19de eeuw en misschien ook wel van alle eeuwen. Zijn meesterwerk: Max Havelaar. Van de klassikale behandeling van het boek is mij maar weinig bijgebleven. Ik heb wat vage herinneringen aan een tragische, maar ook wat zoetsappige liefdesgeschiedenis tussen een Indische jongen en een Indisch meisje waar buffels aan te pas kwamen. En een veel te lange en veel te plechtige toespraak tot de ‘Hoofden van Lebak’.
Pas een jaar of vier later, toen ik Max Havelaar echt las, van begin tot eind, kreeg ik oog voor de bijzonderheden ervan. De levendige manier van vertellen, de afwisseling van lyrische en broodnuchtere passages, de religieuze ondertoon, de politieke lading, de tijdloze boodschap, de zelfspot, de ironie, de ingelaste verhalen, de bevlogenheid. Toen zag ik ook pas dat op het nog steeds wat taaie hoofdstuk waarin de Hoofden worden gekapitteld over knevelarij en misbruik van arme Javanen, een veel losser en aanstekelijker geformuleerd intermezzo volgt, waarin de lezer bepaald stevig wordt toegesproken. Hij wordt uitgemaakt voor kannibaal en moet het niet wagen om nog eens een hoofdstuk over te slaan. ‘Welnu, barbaar, lees verder!’
Ik was zo onder de indruk van het boek dat ik het cadeau gaf aan een tante, van wie ik wist dat zij veel en graag las. Stiekem deed het mij plezier om zo’n klassieke roman te geven aan iemand uit een oudere generatie, bijna alsof ik de tante was en zij de nicht. Maar ondank was mijn deel. Een paar weken later kreeg ik te horen dat zij nog nooit zo’n raar boek had gelezen. ‘Ik vond er helemaal niets aan’, zei ze ontstemd. ‘Het was verschrikkelijk saai en langdradig.’
Haar reactie zette mij aan het denken. Mijn eerste gedachte: tante had beter haar best moeten doen om in het boek door te dringen, net als ikzelf indertijd. Tweede gedachte, nu ik er weer met haar ogen naar keek, een beetje gelijk heeft ze toch eigenlijk ook wel. Want wijdlopig was Max Havelaar bij vlagen zeker, zoals in de breed uitgesponnen en toch steeds wat duister blijvende episode over het kastekort in Natal, waar Havelaar zijn eerste blauwe plekken opliep als bestuursambtenaar van Nederlands-Indië.
Geen wonder dat Multatuli zich zo vaak rechtstreeks tot zijn lezers richtte, alsof hij wilde controleren of ze nog wel bij de les waren. Dat dit niet alleen een literair spel was, maar ook bittere ernst, blijkt wel uit het slot van het boek. ‘Ik wil gelezen worden’, verzuchtte hij daar bij herhaling en hij eindigde zelfs met grote stelligheid: ‘Ja, ik zal gelezen worden!’ Is dat nog steeds zo? Er zijn op de wereld nog altijd meer dan genoeg ‘Javanen’ te vinden die arm zijn, honger lijden, onderdrukt worden, uitgebuit, gekneveld en mishandeld. Het thema is dus tijdloos genoeg. Maar hoe tijdloos zijn de woorden, de formuleringen?

Gijsbert van Es, redacteur van NRC Handelsblad, zette zich, als verklaard liefhebber, aan een zogeheten hertaling. Dat is gewaagd bij een boek dat toch wordt beschouwd als nationaal erfgoed, een onwrikbaar onderdeel van de literaire canon. Hij bracht kleine en grotere veranderingen aan. ‘Koffi’ werd ‘koffie’, ‘hy’ en ‘schryver’ werden ‘hij’ en ‘schrijver’, ‘’t boek’ werd ‘het boek’. Woorden zijn gemoderniseerd, zinsdelen vaak herschikt. Alinea’s zijn ingekort of soms zelfs helemaal geschrapt. Zo snoeide Van Es ook in het dertiende hoofdstuk waarin Multatuli met veel omhaal van woorden het recht opeist om als schrijver, desnoods tegen de zin van de lezer, over iets uit te weiden. ‘En zelfs wil ik eens uitweiden over uitweidingen.’
Er zijn maar weinig passages te vinden die helemaal ongemoeid zijn gebleven. Van Es maakte de meeste zinnen korter en bondiger. ‘Op weinig uitzonderingen na, hebben de huizen in Indië geen verdieping’, schreef Multatuli. Bij Van Es heet het kordaat: ‘Huizen in Indië hebben geen verdieping.’ ‘Een versnapering’ wordt hertaald tot ‘snoepgoed’, ‘traktement’ wordt ‘vermogen’, ‘verschoning’ wordt ‘excuus’, ‘terdeeg’ wordt ‘goed’. Natuurlijk valt er over allerlei hertaalkwesties te twisten. Ik vind ‘versnapering’ een mooier woord dan ‘snoepgoed’, om maar eens iets te noemen. ‘Die Sjaalman schryft een goede hand’ (Multatuli) vind ik een veel mooiere zin dan ‘Die Sjaalman heeft een goede schrijfstijl’ (Van Es). Maar veel vaker toch heb ik niets aan te merken op het redigeerwerk van Van Es. Over het algemeen maakt zijn hertaling een frisse en levendige indruk. Multatuli wordt hier niet ontheiligd of tekortgedaan. De formuleringen schurken steeds zodanig tegen de zijne aan dat ze herkenbaar blijven, maar ze zijn een stuk overzichtelijker en helderder.
Dat er uit zijn vele essayistische overpeinzingen of uit zijn lange gedichten hier en daar iets is geschrapt, lijkt mij geen enkel probleem. Aan een boom zo volgeladen mist men een, twee pruimpjes niet. Van Es bewijst met zijn hertaling niet alleen de lezer, maar ook Multatuli een grote dienst – als hij na 150 jaar nog steeds gelezen wil worden. En wie weet maakt deze hertaling de tantes en nichten van nu zelfs wel nieuwsgierig naar die oorspronkelijke, niet ingekorte versie.

Zondag 14 maart 2010 door Janet Luis

Geen opmerkingen:

Een reactie posten