10. De engelenmaker - Stefan Brijs

Onderdeel van de leeslijst: Een vlaamse roman naar keuze van: Louis Paul Boon, Stefan Brijs, Hugo Claus, Saskia De Coster, Kristien Hemmerechts, Tom Lanoye, Erwin Mortier, Yves Petry, Annelies Verbeke, Peter Verhelst, Dimitri Verhulst of Erik Vlaminck.
Dit boek is uitgebracht in 2005.

Samenvatting:
De Engelenmaker” bestaat uit drie delen.
Het eerste deel speelt in het heden en vertelt hoe Dokter Victor Hoppe terugkomt in zijn geboorteplaats Wolfheim, een dorpje vlakbij het drielandenpunt. Met zijn hazenlip en zijn rode haren maakt hij een eigenaardige indruk. Hij heeft drie kinderen bij zich, die naar geruchten een spleet over hun hele gezicht hebben. De bewoners van Wolfheim moeten niets hebben van de rare dokter, maar na een aantal genezingen merkt men dat hij best meevalt. Ook zijn zoons vallen mee, ze hebben een hazenlip net als hun vader en lijken sprekend op elkaar. Als de dokter de namen van de kinderen noemt, schrikken de bewoners toch wel. Ze heten Michaël, Rafaël en Gabriël, net als de aartsengelen.

De dokter huurt een huishoudster, Frau Maenhout, in, die steeds meer te weten komt over de dokter en zijn kinderen. De dokter gedraagt zich namelijk erg vreemd; hij toont geen emoties, wil absoluut niet dat zij de kinderen over God vertelt en de kinderen mogen nooit naar buiten. Nu zou men hem autistisch hebben genoemd, het syndroom van Asperger, maar toen kenden ze dat nog niet. Als Frau Maenhout bijna achter de waarheid is, komt zij door een vreselijk ongeluk om het leven.In het tweede deel, dat afwisselt tussen Victor Hoppes jeugd en zijn tijd als student, wordt duidelijk wat er met de dokter en zijn kinderen aan de hand is. Victor Hoppe heeft de eerste jaren van zijn leven als “debiel” in een gesticht doorgebracht. De enige die gelooft dat hij niet debiel is, is Zuster Marthe. Zij leert Victor lezen en praten. Na een paar jaar haalt zijn vader hem uit het gesticht. Victor komt terecht op een universiteit. Hij blijkt een briljant genie in het klonen van zoogdieren. Eerst oefent hij op muizen, later op mensen. En inderdaad, zijn kinderen zijn klonen, van hem. Helaas gedraagt Victor zich raar, waardoor de staf van de universiteit aan hem twijfelt. Rex Cremer, de stafarts, is de enige die weet wat er precies aan de hand is. Hij raakt verstrikt in wat hij weet.In het derde deel, weer het heden, komt Rex Cremer opnieuw in aanraking met Dokter Hoppe. Hij ontmoet ook zijn kinderen en Dokter Hoppe vertelt hem wat er mis is met de kinderen. Ze worden te snel oud; elk jaar van hun leven telt voor tien tot vijftien jaar. Dan komt ook de draagmoeder van de jongetjes haar “kinderen” opzoeken. Als ze bij Dokter Hoppes huis aankomt is er al één dood. Ze brengt de laatste dagen van hun leven met ze door.Uiteindelijk, terwijl de dorpsbewoners de kruistocht van Jezus op de Vaalserberg volgen, kruisigt Dokter Hoppe zichzelf. Hij vergelijkt zichzelf met Jezus en dit is volgens hem de opdracht die hij moet volbrengen. Hij eindigt aan het kruis, terwijl het hele dorp sprakeloos toekijkt.


Recensie:
Strijden met God
Al sinds mensenheugenis wordt er geschreven over het scheppen van leven. Met De engelenmaker plaatst de Vlaming Stefan Brijs (1969) zich nu ook in deze traditie. Evenals in zijn vorige roman Arend (2000) toont Brijs in deze lijvige vertelling een fascinatie voor mismaakte en uitgestoten personages.

De engelenmaker valt te omschrijven als een geraffineerd gecomponeerde thriller. De roman speelt in het dorpje Wolfheim, in het Duitstalig deel van België, vlak bij het drielandenpunt. Het is een klein dorpje met een hechte gemeenschap die erg gelovig en vooral ook bijgelovig is. Vanaf de eerste bladzijde wordt de rust hier al verstoord als dokter Victor Hoppe in het dorp arriveert. Hoppe is jaren geleden vertrokken uit Wolfheim om te gaan studeren. De oudere bewoners kunnen zich hem nog goed herinneren, en wekken de indruk gemengde gevoelens over hem te koesteren.

Belangrijker is echter de drieling die de dokter heeft meegebracht naar het dorp en die net als hijzelf alledrie een hazenlip hebben. Het griezelige uiterlijk van de drie jongetjes en de namen die ze dragen, Rafaël, Gabriël en Michaël, jagen de gelovige dorpelingen angst aan. De kinderen lijken ook geen moeder te hebben, en dit alles leidt tot veel speculaties en geroddel. Want geroddeld wordt er aan één stuk door. Brijs kiest ervoor om te vertellen vanuit de perspectieven van verschillende bijgelovige dorpsbewoners. Zo ontstaat er een onbehagelijke spanning.

De dokter wordt na verloop van tijd geaccepteerd in Wolfheim en kan een praktijk gaan uitoefenen. Al snel moet hij dan een huishoudster aannemen om op de kinderen te passen en hen te onderwijzen. Op deze manier wordt de lezer langzaamaan een blik gegund op het leven van de drieling.

De kinderen blijken klonen van hun vader te zijn. Voor de dorpsbewoners, die hier nooit achter zullen komen waarschijnlijk een mogelijkheid waar ze geen rekening mee hadden gehouden, maar voor de lezer een nogal voorspelbare uitkomst. Ook hun vreemde uiterlijk hangt hiermee samen.. Een vreselijke anticlimax lijkt in de maak.

Uiteindelijk blijkt dat Brijs de lezer geruime tijd op het verkeerde been heeft gezet. Waar alle aandacht continu leek uit te gaan naar de kinderen van dokter Hoppe, komt het erop neer dat de roman in wezen om de dokter zelf draait. Brijs beschrijft de jeugd van Hoppe in een klooster, waar hij als debiel behandeld werd, en zijn studies in de embryologie. Hier komt het raffinement van het boek goed naar voren. Voor het eerst ook kan de lezer op sommige momenten de gedachten van Hoppe volgen die allemaal op één ding neerkomen: God is slecht. Dus gaat Hoppe de strijd aan met God, die hij lijkt te winnen (je noemt een romanpersonage niet voor niets Overwinnaar) als hij muizen en later mensen weet te klonen.
De lezer raakt intussen langzaamaan bedolven onder een lawine van Christelijke symboliek. Deze symbolen vallen allemaal op hun plaats in een briljant en bizar einde waarna je pas echt de sterke opzet van het boek weet te waarderen.

In een roman die helemaal over klonen handelt is het verleidelijk uitgebreid te filosoferen over allerlei ethische vraagstukken. De personages in De engelenmaker maken dit helemaal aantrekkelijk doordat ze de tegenpolen van elkaar zijn; aan de ene kant de bijgelovige dorpsbewoners, aan de andere kant de mensen van de wetenschap. Gelukkig staat de geslotenheid van de dokter dit in de weg. Omdat hij zich tegen de dorpelingen nooit uitlaat over zijn werkwijze blijven ethische bezwaren achterwege. Sterker nog, er worden zelfs grappen over gemaakt.

De engelenmaker is geen boek voor filosofen of theologen. Wat voorop staat in de roman is de spanning, de leesbaarheid, de goede compositie, het boeiende portret van de geniale gek Victor Hoppe en het volslagen onbegrip dat hij oproept bij zowel dorpelingen als collega wetenschappers. Een boek dat je bijblijft en zeker een AKO-prijs-nominatie waard.

door Jurriaan Vegter, 22 mei 2006

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten