Dit boek is uitgegeven in 1884.
Samenvatting:
De kleine Johannes, een jongen met veel fantasie, vindt op een avond een bootje vlak bij zijn huis. Hij stapt in het bootje en valt in slaap. Johannes wordt gewekt door een elfje, Windekind, dat hem zo klein als een elfje maakt. Windekind neemt Johannes mee door de natuur en laat hem een prachtige fantasiewereld zien. Windekind vertelt Johannes bijvoorbeeld het verhaal van de jonge meikever. Als Johannes op een nacht Wistik ontmoet, raakt hij geobsedeerd door kennis. Wistik zegt dat hij afweet van een boekje met alle antwoorden en Johannes is daar erg in geïnteresseerd. Windekind vindt het niet leuk dat Johannes met Wistik omgaat en hij zorgt dat Johannes weer groot wordt.
Als Johannes weer groot is, ontmoet hij Robinetta. Hij wordt verliefd op haar en als hij haar vraagt naar het boek met alle antwoorden, toont zij hem de bijbel. Als Johannes daar niets van wil weten, stuurt Robinetta’s vader hem weg. Johannes vertrekt en komt dan Pluizer tegen. Die laat hem in de stad kennismaken met dokter Cijfer en Hein. Johannes ziet in de stad veel ellende en Pluizer neemt hem mee naar het kerkhof, tot in de graven. Pluizer laat Johannes zelfs diens eigen lichaam in een graf zien. Johannes is nog altijd op zoek naar het boek met de ware kennis, maar hij begint ook terug te verlangen naar zijn eigen vader.
Pluizer en dokter Cijfer nemen Johannes mee naar zijn vader, die op sterven ligt. Als Johannes’ vader is overleden wil Pluizer sectie uitvoeren op het lichaam, maar dat gaat Johannes te ver. Johannes wint van Pluizer en wil dan met Hein mee, maar die staat dat niet toe. Dan keert Windekind terug en Johannes wil weer met hem mee. Maar er verschijnt een man die Johannes verplicht te kiezen tussen Windekind en ‘Het grote licht’ of de mensheid met al zijn ellende en pijn. Johannes kiest voor de mensheid. De laatste zin luidt: ‘Wellicht vertel ik u eenmaal meer van de kleine Johannes, doch op een sprookje zal het dan niet meer gelijken.
`De kleine Johannes sprak de taal van dieren en planten'
HET BESLISSENDE BOEK VAN: LEO VROMAN
Dichter en bioloog Leo Vroman leest volgende week voor op Poetry International te Rotterdam. Onlangs verscheen zijn bundel `De gebeurtenis en andere gedichten'.
,,Tineke leest verschrikkelijk veel en onthoudt het allemaal, ik lees
weinig en vergeet het,'' zegt Leo Vroman. Wat hij zich nog goed herinnert, is
het allegorische sprookje De kleine Johannes (1887) van de schrijver en arts
Frederik van Eeden (1860-1932). Vroman las het boek als klein jongetje in
Gouda. ,,Het vervolg, De kleine Johannes II, heb ik ook gelezen, maar dat
stelde me teleur, dat is erg sociaal georiënteerd. Ik ben helemaal niet zo
sociaal. Ik ben dol op mensen, maar dat wil niet zeggen dat ik ze altijd moet
zien. Op een van mijn geliefde cartoons, uit The New Yorker, zie je een bergtop
met een klein huisje. Er staat een klein mannetje naast, met z'n vrouw geloof
ik, en hij zegt: `What an ideal place to contemplate humanity!'. Zo voel ik het
ook wel.''
Leo Vroman (1915) leest volgende week zaterdag en maandag voor op Poetry
International in Rotterdam. Vroman, sinds 1951 Amerikaans staatsburger, woont
in Fort Worth in Texas. Hij is dichter en bioloog, gespecialiseerd in
hematologie. De afgelopen twee maanden onderwees hij in Tilburg
letterenstudenten over de samenhang tussen kunst en wetenschap. Onlangs
verscheen Vromans omvangrijke bundel De gebeurtenis en andere gedichten. Het
lange gedicht `De gebeurtenis', zowel in het Nederlands als in het Engels
afgedrukt, geeft een nauwkeurig verslag van de tornado die Leo Vroman en zijn
vrouw Tineke eind maart vorig jaar meemaakten in Forth Worth.
,,Ze zijn nu nog steeds bezig een paar gebouwen te repareren,'' vertelt
Vroman. ,,Onze ruiten waren gebarsten en van die barsten heb ik een
computertekening gemaakt, die staat op de omslag van de bundel. Er hebben hele
vreemde gebeurtenissen plaatsgevonden. De papieren van een advocaat zijn door
de tornado terechtgekomen in de tuin van een andere advocaat ergens in de stad.
Vlak tegenover ons stond een gebouw, waarin onder andere de FBI zat. Daar werd
in een paar seconden de hele buitenkant van afgepeld. Ik heb een hele tijd gezocht
naar FBI-papieren, met het idee dat ik iets zou vinden waarop stond hoe ze van
plan waren president Clinton te vermoorden ofzo, maar niks hoor.''
Vromans jeugdboeken gingen verloren nadat hij in 1940 naar Nederlands-Indië
vluchtte. ,,Daar zaten een aantal boeken bij die me beïnvloed hebben, zoals de
vogelboeken van Bengt Berg, die waarschijnlijk niemand meer kent. Hij maakte
natuurfoto's, waar hij erg veel moeite voor deed, bijvoorbeeld van kraanvogels
op hun nest. En er was ook een heel oud natuurboek, uit het Duits vertaald, Met
flitslicht en buks van C.G. Schillings. Dat was heel tweeslachtig, de schrijver
maakte dan weer eens een foto van een leeuw en dan schoot hij hem weer eens
dood.
,,De liefde voor de natuur was er bij mij al heel vroeg, niet onder invloed
van een boek. De kleine Johannes was belangrijk omdat het een levenshouding, de
liefde voor de natuur, weergaf op een onschuldige manier, ondanks de
egocentriciteit van alle levende organismen. Er is me bijgebleven dat Johannes
in het boek zwammen tegenkomt die wolkjes poeder uitblazen en meent dat dat het
belangrijkste is van de wereld.
,,De hele stemming van het boek trof me, en de openbaring die de kleine
Johannes beleeft: als je wou bidden dan kon je het beste naar een zonsondergang
kijken en huilen. Dat vond ik heerlijk, ik huilde toch al veel. In De kleine
Johannes wordt over de volwassenen gezegd dat ze niet genoeg keken en
bewonderden. Ik kan geen insect meer plattrappen, nu ik weet hoe ingewikkeld en
mooi zo'n beestje is binnenin; het is afschuwelijk om dat stuk te maken. Wat in
tegenstelling is tot de kleine Johannes, die niets hoefde te weten. Hij sprak
wel de taal van dieren en planten. Ik heb die behoefte nog steeds, vooral met
zoogdieren. Reptielen herkennen je niet zo goed, daar kun je wel tegen praten
maar dat betekent niet zoveel.''
In de bundel Psalmen (1994) sprak Vroman voor het eerst het `Systeem' aan,
een ordening of ordenend principe in de fysische werkelijkheid. Vroman: ,,Ik
geloof wel dat er iets is, een samenhang, dat ik beschreven heb als `Systeem',
omdat ik geen beter woord weet. Ik heb geen idee of dat waar is, en daar komt
nog bij, ik wil geen reductionist zijn en zeggen dat de grotere dingen af te
leiden zijn als je de onderdelen begrijpt. Het is wel zo dat als je naar het
uiterste gaat, naar de deeltjes waar een atoomkern uit bestaat, dat je dan
vanzelf in de wiskunde terechtkomt in plaats van in de natuurkunde, een
wiskunde waarvan de conclusies onbegrijpelijk zijn. We zijn opgebouwd uit onbegrijpelijkheden,
alleen statistisch lijken we begrijpelijk. Daarom vind ik de bewondering voor
levende dingen onvermijdelijk.
,,De colleges hier in Tilburg gingen daar ook over. Mijn studenten zijn
helemaal niet op de hoogte van exacte wetenschap. Ik wil hun ogen een beetje
openen voor hoe mooi alle levende dingen en zij zelf zijn. Ik heb besloten te
praten over de samenhang tussen de wetenschap en de poëzie. Om te beginnen is
het mij duidelijk dat de proteïne waar we grotendeels uit bestaan, gevormd wordt
door ketens van aminozuren, uit een keuze van twintig. Het is een soort
alfabet, men heeft zelfs beginletters gemaakt voor elk aminozuur. Je zou
woorden kunnen schrijven waaruit je een proteïne zou kunnen maken. Je zou
proteïne als dragers van geheime boodschappen kunnen gebruiken. We bestaan dus
uit woorden, en daardoor komt het misschien dat we woorden schrijven. Onze
eigen woorden drukken zich uit op het papier; onze eigen proteïnen hebben
uiteindelijk geleerd over zichzelf te praten.''
Het is niet altijd even eenvoudig om Vroman te volgen als hij overschakelt
op natuurwetenschappelijke speculaties. ,,Mijn boodschap is'', vat Vroman het
voor het gemak samen, ,,dat het leven zo ontzettend mooi is en ingewikkeld, dat
het voor mij vreselijk makkelijk is om alles wat leeft te bewonderen, ook mijn
`vijanden', die ik geloof ik niet heb. Zoals ik vaak heb gezegd, heb ik
geprobeerd verliefd te zijn op Hitler, omdat ik in de eerste plaats niet zo ben
en in de tweede plaats omdat hij mijn aartsvijand is. En als ik aan zijn bloed
of zijn cellen denk dan hou ik al van hem.
Vrijdag 8 juni 2001 door Martijn Meijer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten